De leerlingen schrijven met een niet-permanente stift een woord op hun (gelamineerde) dicteekaart. Vanaf ze het woord geschreven hebben, steken ze hun kaart omhoog.
Is het woord juist, dan geeft de leerkracht een teken dat ze het weg mogen vegen. Is het niet juist, dan moeten ze het woord opnieuw schrijven. Pas wanneer iedereen het juiste woord geschreven heeft, wordt een volgend woord gedicteerd.