bron: Pinterest
Leer jezelf en elkaar kennen!
bron: Pinterest
bron: Pinterest
Op de eerste schooldag kennismaken is één van de meest cruciale zaken die er moet gebeuren. Het Kennismakingsspel dat je hier terugvindt maakt het heel interactief en laat kinderen al nauw samenwerken.
Concreet zet de leerkracht enkele sleutelwoorden/antwoorden op het bord en de leerlingen proberen dan in groepjes de juiste vraag te stellen die bij het antwoord hoort. Plezier verzekerd!
Activiteit 1: Meet de groei van de leerling.
Maak de eerste schooldag een foto van alle leerlingen apart waarbij ze volledig op de foto staan. Deze foto’s kun je aan het eind van het schooljaar vergelijken met nieuwe foto’s. Zijn ze qua uiterlijk veranderd? Daarnaast meet de leerlingen op! Plak een stuk behang of karton tegen de muur en trek voor iedereen een streep. In januari en juli kun je dit nog een keer herhalen, vooral in het zesde leerjaar is de groei erg leuk om terug te zien. De metingen kun je ook weer terug laten komen in een rekenles.
Activiteit 2: Laat de leerlingen verwachtingen opschrijven.
Wat verwachten de leerlingen van dit jaar? Leerlingen schrijven op een blaadje wat ze dit jaar naar uitkijken. Misschien kijken ze uit naar het schoolreisje, spreekbeurt, kamp, Koningsdag of nieuwe vakken als Engels of topografie. In lagere groepen kun je dit sturen door vooraf vragen op te schrijven, hierdoor kan iedereen in ieder geval wat opschrijven. Op de laatste schooldag van het schooljaar kun je de briefjes teruggeven. Je kunt dit ook doen door middel van afbeeldingen. Laat de leerlingen een vision board maken met afbeeldingen wat zij verwachten van dit jaar. Misschien een plaatje van een spreekbeurt, vakantie, uitwisseling en een musical. Niet alles hoeft over school te gaan, misschien gebeurt er wat in de persoonlijke situatie krijgt iemand een zusje of broertje. Dit heeft allemaal invloed op het gedrag van de leerling.
Activiteit 3: Laat de leerlingen wat maken.
De eerste schooldag brengt bij iedereen spanning mee. Wanneer de leerlingen lekker met een opdracht bezig kunnen zal de druk wat weg vallen. Daarnaast kunnen ze ook met elkaar praten over de vakantie of andere belevenissen. Ze kunnen bijvoorbeeld de eerste schooldag een verjaardagskalender maken. Voor ideeën kun je kijken op verjaardagskalender deel 1 en deel 2. Hieronder ook een leuk voorbeeld, wie kent ze niet? De kleine gele wezentjes ‘minions’ uit de film Dispicable Me! Laat de leerlingen er allemaal 1 maken en plak ze op een groot vel. Hierdoor heb je meteen een leuke versiering voor in de klas.
Activiteit 4: Geef een gewone les.
Leerlingen zijn vaak erg benieuwd naar de vakken die zij in de nieuwe groep krijgen. Een idee is om juist met dat nieuwe vak te beginnen, hierdoor haal je wat spanning bij de leerlingen weg. Wanneer de leerlingen voor het eerst Engels krijgen kun je hiervan alvast een kort lesje geven. Door ze een klassikale les te geven kunnen ze wennen aan jouw stijl van lesgeven en haal je misschien wat spanning bij ze weg. Door ze ook even individueel te laten werken merken ze wat bij jou de grenzen zijn. Mag je overleggen als het niet lukt? Mag je ondertussen wat vragen? Wat als je klaar bent? Mag je naar het toilet? Hierdoor laat je onbewust de regels in de klas al zien. Begin met een wat lager niveau, hierdoor heeft iedereen de kans om een antwoord te geven. Geef ook veel complimenten hierdoor krijgen de leerlingen meer zelfvertrouwen en houden zij een goed gevoel over aan de eerste schooldag.
Activiteit 5: Plan een sportactiviteit.
Gegarandeerd succes bij de leerlingen. Vooral wanneer de leerlingen elkaar nog niet zo goed kennen is sport een goede manier om kennis te maken. Kies een vorm waarbij verschillende sporten en spellen aan bod komen, hierdoor is iedereen wel ergens goed in. Plan de activiteit aan het einde van de dag. Vooral op een eerste schooldag zijn er veel prikkels en indrukken te verwerken. Door even te kunnen uitrazen verwerken de leerlingen al veel.
Bron: http://koffiekwartier.nl/de-eerste-schooldag-6-activiteiten/
Kennis maken doen we altijd als we ergens nieuw zijn of nieuwe mensen tegenkomen. Het kennismaken kan betrekking hebben op de omgeving en natuurlijk op personen.
Het accent kan liggen op het te weten komen, en het onthouden van namen en plaatsen.
Het accent kan ook liggen op het gebied van sfeer maken en in contact komen met de omgeving (gebouw/personen).
Pas je spel aan aan het niveau van je deelnemers. Met kleine kinderen speel je een ander spel dan met volwassenen. Je moet ook rekening houden met de grootte van de groep. Als je een groep hebt van 20 deelnemers kun je de namen van de andere deelnemers nog onthouden.
Als je een groep hebt van 60 deelnemers, dan wordt het wat moeilijk. Tijdens ons kennismakingsspel zullen de accenten liggen op de sfeer en het in contact komen met de anderen.
Terrein,- opdrachttochten over het terrein zijn activiteiten waarbij het accent ligt op het kennis maken met de omgeving.
De volgende spellen zijn leuke ideeën om kennis met elkaar te maken
Namenuitleg | |
Vertel een verhaal over je naam. Waar komt het vandaan en wat is de achtergrond van je naam? De andere mensen moeten zeggen of het verhaal fictief of non-fictief is. |
Rebusnaam | |
Geef iedereen een stuk papier; hierop moet iedereen in rebusvorm zijn eigen naam tekenen. |
Pangpang | |
De spelers staan in een cirkel. Eén persoon staat in het midden. Hij draait rond zijn as en schiet een persoon uit de cirkel dood door hem aan te wijzen en te zeggen: “Pang, Tom”. Tom gaat dan zitten. De spelers rechts en links van Tom draaien zich één keer rond hun as en schieten elkaar dood. Degenen die eerst kan schieten wint. De gedode speler gaat dan zitten, de winnaar gaat in het midden staan en Tom mag weer staan. Zo spelen we tot er slechts twee personen overblijven. Op het einde zetten deze twee zich rug aan rug. Zoals bij een echt duel stappen ze weg van elkaar. Er mag geschoten worden als er verkeerd wordt geteld: bv. één, twee, drie, vier, zes. Wie is de beste “cowboy”? |
Hang en valspel | |
De groep staat in een kring en legt de armen bij de buren over de schouders. De leiding fluistert van te voren een woord in bij iedereen. De leiding gaat nu een verhaal vertellen, waarin de woorden voorkomen. Op het moment dat iemand het woord hoort dat is ingefluisterd, dan gaat hij aan zijn buurmannen hangen. Wil je een hilarisch moment? Fluister dan bij iedereen hetzelfde woord in. |
Telefoontje | |
Iedereen zit, hand in hand, in een kring, behalve 1, die in het midden staat. Iemand wordt aangeduid. Hij zal een telegram versturen. Hij zegt: “Ik stuur een telegram naar …”, met iemands naam erbij. Hierna knijpt hij in een van de 2 handen die hij vasthoudt, waarna hij zegt: “… en hij is vertrokken”. Het handenknijpen wordt nu doorgegeven: het is de telegram. Dus, als iemand naast jou in je hand knijpt, knijp jij in de andere hand die je vasthoudt. Als de telegram aangekomen is, zegt de persoon naar wie hij werd verzonden “ontvangen!”. De persoon in het midden moet proberen de telegram te onderscheppen, door te raden bij wie hij nu is. Hij mag slechts 3 keer raden. Variatie: zet ergens halverwege enkele “telefooncentrales”, die moeten rinkelen nadat ze de telegram doorgaven. |
Het trein verhaalspel | |
Iedereen gaat achter elkaar staan (als een soort treintje). De leiding gaat nu een verhaal vertellen. Vooraf is echter afgesproken dat bepaalde woorden een bepaalde beweging voorstellen. Dus bijvoorbeeld bij het horen van het woord “storm” moet de hele groep gaan zitten. Degene die een verkeerde beweging maakt is af. |
Bijvoeglijke alliteratie | |
Iedereen zegt zijn voornaam en geeft daarbij een bijvoeglijk naamwoord (dat met dezelfde letter begint) |
top |
Ik hang in de appelstruik | |
Heel de groep staat in een kring. De deelnemer die begint gaat aan de twee deelnemers naast hem hangen en zegt: Mijn naam is… en ik hang in de appelstruik en ik geef de appel door aan …. Degene wiens naam genoemd is gaat op zijn beurt hangen en zegt dan: Mijn naam is… en zo verder. |
top |
Zoek je partner | |
Alle kinderen hebben een kaartje met een dier op. Ieder dier komt twee keer voor. Op een teken gaat ieder zijn dier spelen en zoekt tegelijkertijd z’n soortgenoot. Hierbij kan je spelen met de kaartjes van een memoryspel, waarop ook andere voorwerpen zijn afgebeeld, zoals vruchten en planten. |
top |
Vragendoos | |
In een doos zitten papiertjes met een kennismakingsvraag erop. Om beurten haalt iedereen telkens een kaartje uit de doos en geeft daar een antwoord op. |
top |
Spring op bij de naam | |
De spelers zitten in een kring. Eén speler begint en noemt de naam van iemand uit de kring. Onmiddellijk gaan de buren van de genoemde opstaan. Diegene wiens naam werd genoemd, zegt op zijn beurt een nieuwe naam. |
top |
Namenketting | |
De spelers zitten in een kring en trachten elkaars naam te onthouden door een namenketting te maken die steeds langer wordt. Dat gaat als volgt: de 1e speler zegt: ik ben Jan. De volgende persoon zegt dan: dit is Jan en ik ben Joris. Zo gaat het de kring rond. En steeds worden de namen vanaf de eerste persoon herhaald. |
Wie missen we? | |
Iedereen loopt door elkaar, en op een teken verstopt iedereen zich zo snel mogelijk. Niemand mag jou zien en jij mag niemand meer zien. De volgende keer krijgt iedereen de opdracht zich opnieuw te verstoppen, maar nu moeten ze blijven staan en de ogen sluiten. Heel stil wordt nu iemand door de spelbegeleider de zaal uitgeloodst. De andere spelers kunnen de ogen openen, en trachten na te gaan wie verdwenen is. Hoe heet die persoon? Hoe zag hij eruit? |
Pak de persoon voordat hij een voorwerp heeft | |
De spelers lopen door elkaar. De spelleider roept plotseling een naam van iemand uit de groep en een voorwerp dat zich in de ruimte bevindt. De andere spelers trachten de aangeduide speler te tikken vooraleer die ene persoon het genoemde voorwerp bereikt heeft. |
Wie voel je nu? | |
De spelers wandelen door elkaar. Iedereen zoekt voor zichzelf het tempo waarop hij met de ogen dicht kan verder wandelen. Als iedereen de ogen dicht heeft, zoekt hij met z’n rug de rug van een medespeler op. Iedereen verkent nu de rug waar hij tegen staat. Elke speler tracht nu te weten te komen wie achter hem staat. |
Kennismakingskwartet | |
De grote groep wordt verdeeld in kleinere groepjes van een viertal spelers. Om de beurt kunnen de groepjes iemand uit een ander groepje vragen: bv.: Groep1 vraagt: wij vragen René uit groep3. Zit er toevallig een René in groep3 dan gaat hij naar groep1 De groep die aan de beurt is, vraagt net zolang verder tot ze zich in een naam vergissen. Dan is het volgende groepje aan de beurt. Uiteindelijk moet één grote groep ontstaan. |
AdemNood | |
Probeer de groep klein te houden. Iedereen zit in een kring op de grond met voor zich een teiltje gevuld met water. Alle deelnemers, op één na, houden hun gezicht (vooral neus en mond) in het water zodat ze niet meer kunnen ademen. De persoon die nog vrij kan ademen, noemt een naam uit de groep en steekt zijn gezicht dan ook in het water. De persoon, wiens naam genoemd werd, komt naar boven, noemt een andere naam uit de groep en haalt diep adem en steekt zijn gezicht weer in het water, enz… Personen die in ademnood verkeren doen best teken met hun handen of iets dergelijks dat ze vernoemd willen worden. |
http://www.rayfra.nl/recreatie/kennismakingsspelletjes/
Ik start elke ochtend in mijn klas met een gevoelsrondje. Het is dan de bedoeling dat de kinderen zichzelf een cijfer geven tussen 0 en 5. Een 0 wil zeggen dat ze zich helemaal niet goed in hun vel voelen. Bij een 5 voelen ze zich fantastisch.
De kinderen kiezen zelf of ze vertellen waarom ze zich zo scoren. Er wordt dus een open sfeer gecreëerd waarin er naar elkaar geluisterd wordt en waar de kinderen vertellen hoeveel en wat ze willen. De kinderen in mijn 3de graad vonden dit heel verrijkend. Ik wilde daarom nog een stapje verder gaan. De kinderen krijgen van mij een mini-boekje met cijfers van 0 tot 5 wat op hun bank komt te liggen. Hiermee kunnen ze ook in de loop van de dag hun gevoel weergeven en aanpassen. Door dit principe wordt het ook voor de kinderen makkelijker om met elkaar om te gaan. Er staan ook enkele tips op – hoe kinderen met het gevoel van anderen kunnen omgaan.
Het gevoelsrondje kan vanaf het 1ste t.e.m. het 6de leerjaar gebruikt worden. Ik ontwikkelde daarom een versie per graad. In de eerste graad blijft het bij de basisgevoelens (met een smiley) – blij, boos, bang, verdrietig.
In de tweede graad krijgen de kinderen een smiley en een cijfer. In de derde graad blijft enkel het cijfer nog over.
Gevoelsrondekaartjes – 3de graad
Gevoelsrondekaartjes – 2de graad
Gevoelsrondekaartjes – 1ste graad
Het is leuk en belangrijk om met kinderen te praten. Dus stel je vragen als ‘hoe was het op school vandaag?’ of ‘wat heb je dit weekend gedaan?’. Helaas blijken deze lang niet altijd prikkelend genoeg om tot een goed gesprek te komen. Een gesprek dat echt ergens over gaat, diepgang heeft, een filosofisch gesprek bijvoorbeeld.
Daarom zijn de Praatprikkels ontwikkeld. Praatprikkels zijn kaartjes met daarop een filosofische vraag en bieden zo een laagdrempelige manier om met te filosoferen met kinderen. Je pakt ze er zo even bij in de kring of thuis aan tafel. Je trekt een kaartje en het gesprek kan beginnen.
Elke vraag kan meerdere filosofische thema’s oproepen zoals waarheid, tijd, vriendschap, identiteit, gelijkheid, vrijheid en nog veel meer. Het maakt niet uit bij welk thema het gesprek uitkomt. Elk kaartje bevat een illustratie die de vraag ondersteunt en vaak ook al aan het denken zet.
Het enige wat de volwassene moet doen is de kinderen zo lang mogelijk stimuleren om verder te denken door hun antwoorden te bevragen, bijvoorbeeld met een van de vragen die op de achterkant van de kaartjes staan. Op www.filosofiejuf.nl/downloads zijn bovendien doorvraagkaartjes te downloaden om te printen, uit te knippen en eventueel op karton te plakken of lamineren.
Je kan ze ook hier downloaden!
Als leerkracht wil je niet dat de leerlingen altijd in dezelfde groepssamenstelling zitten. Soms stel je bewust andere groepen samen omdat de leerlingen aanvullende vaardigheden hebben. Soms wil je alleen maar dat de groepen eens willekeurig samen gesteld worden. In dat laatste geval kun je het volgende doen.
Werkwijze
Neem gekleurde kaartjes. Van elke kleur zoveel als de groep groot moet zijn. Het totale aantal kaartjes is gelijk aan het aantal leerlingen in de klas. Bij binnenkomst laat je elke leerling een kaart uit de zak pakken. Daarna gaan die leerlingen die dezelfde kleur hebben bij elkaar in groepen zitten.
Een tafel ligt vol met foto’s. Elke leerling kiest er één uit die hem of haar het meest aanspreekt, wat zijn of haar standpunt het beste weergeeft of waar hij/zij het meest tegen is. Iedereen legt zijn foto neer op zijn tafel met een blanco papier erbij.
Nu gaat iedere leerling langs alle foto’s en schrijft daarbij enig commentaar. Tenslotte pakt ieder zijn eigen foto weer plus het geschreven commentaar en legt uit waarom hij die foto gekozen heeft en reageert op het geschreven commentaar.
Activerende Werkvormen, J.H. Flokstra