Wie zet ik waar in mijn klas?

Wil je graag een optimale klassfeer? En wil je dat je leerlingen de les zo weinig mogelijk storen? Beslis dan zelf als leraar wie waar zit in de klas. 5 tips om die keuze te maken.

1. Kies zelf de plaatsen van leerlingen

Kiezen leerlingen hun eigen plek in de klas? Dan is er 2 keer zoveel kans dat je leerlingen de les storen. Wijs je minder sterke leerlingen een plaats toe? Dan presteren de leerlingen 30 procent beter. Sterke leerlingen presteren even goed. Plaats je leerlingen niet willekeurig of alfabetisch. Kijk wel naar wie je leerling is, wat zijn talenten zijn en wat hij nodig heeft. Herschik op basis daarvan je klas.

Twee vrienden fluisteren met elkaar in de klas

2. Zet leerlingen die elkaar niet leuk vinden in elkaars buurt

Plaats je leerlingen die een hekel hebben aan elkaar zo ver mogelijk uit elkaar? Niet doen, zegt psycholoog Yvonne van den Berg. Zij zette leerlingen die elkaar niet leuk vonden, dichter in elkaars buurt. Niet naast elkaar: er zat minstens een neutrale leerling tussen. Enkele maanden later vonden leerlingen die klasgenoot niet meer onaardig maar gemiddeld leuk. “Wacht geen maanden voor je de klasindeling verandert”, raadt de onderzoeker aan. “Doe dit voor de leerlingen allerlei extra redenen vinden om elkaar nog onaardiger te vinden.”

3. Geef ruimte

Hoe meer afstand tussen de leerling en zijn buurman, hoe minder hij de les stoort. Bovendien blijft de leerling beter gefocust omdat je als leraar meer tijd investeert in lesgeven en positieve feedback.

4. Zet jongens en meisjes door elkaar

Laat vriendinnen samenwerken aan een taak en ze presteren beter. Werken jongens samen met een goede vriend? Dan halen ze mindere resultaten. Zet jongens en meisjes naast elkaar, en ze letten beter op.

5. Maak motivatie en inzicht besmettelijk

Brent is gemakkelijk afgeleid. Zet hem naast Daan die altijd goed oplet en Brent zal ook minder afgeleid zijn. En zet wiskundeknobbel Jana naast knutseltalent Emma. Ze helpen elkaar en zo wordt Emma beter in wiskunde en Jana in knutselen.

Klasse.be – Li’s Verheyden

Praatprikkels – Doorvraagkaartjes

Het is leuk en belangrijk om met kinderen te praten. Dus stel je vragen als ‘hoe was het op school vandaag?’ of ‘wat heb je dit weekend gedaan?’. Helaas blijken deze lang niet altijd prikkelend genoeg om tot een goed gesprek te komen. Een gesprek dat echt ergens over gaat, diepgang heeft, een filosofisch gesprek bijvoorbeeld.

Daarom zijn de Praatprikkels ontwikkeld. Praatprikkels zijn kaartjes met daarop een filosofische vraag en bieden zo een laagdrempelige manier om met te filosoferen met kinderen. Je pakt ze er zo even bij in de kring of thuis aan tafel. Je trekt een kaartje en het gesprek kan beginnen.
Praatprikkel voorbeeldElke vraag kan meerdere filosofische thema’s oproepen zoals waarheid, tijd, vriendschap, identiteit, gelijkheid, vrijheid en nog veel meer. Het maakt niet uit bij welk thema het gesprek uitkomt. Elk kaartje bevat een illustratie die de vraag ondersteunt en vaak ook al aan het denken zet.

Het enige wat de volwassene moet doen is de kinderen zo lang mogelijk stimuleren om verder te denken door hun antwoorden te bevragen, bijvoorbeeld met een van de vragen die op de achterkant van de kaartjes staan. Op www.filosofiejuf.nl/downloads zijn bovendien doorvraagkaartjes te downloaden om te printen, uit te knippen en eventueel op karton te plakken of lamineren.

Je kan ze ook hier downloaden!

Spiekbriefjes Giraffentaal

Communicatie is datgene wat we dag in, dag uit nodig hebben om ons uit te drukken,…
Soms is dat niet altijd even makkelijk, zeker bij conflicten is het belangrijk om correct en geweldloos te communiceren.

“Geweldloze Communicatie” werd daarom door Marshall Rosenberg in het leven geroepen.
Het is gebaseerd op enkele principes:

• Behoeften zijn universeel. In essentie hebben we allemaal dezelfde behoeften.
• Op elk moment proberen we naar best vermogen onze behoeften te vervullen.
• Geweld is een tragische uiting van onvervulde behoeftes.
• Ieder van ons heeft een opmerkelijk aantal innerlijke bronnen, als we medevoelen krijgen om ermee in contact te geraken.

Een ander woord hiervoor is giraffen- en jakhalzentaal.
Als je ‘girafs’ wil leren heb je wel wat tips nodig en die spiekbriefjes hiervoor kan je hier downloaden.

Deze website geeft ook nog een duidelijk beeld van giraffen- en jakhalzentaal.

De Praatmeter

Deze website bracht me op het idee om een praatmeter in de klas te hangen.
Op deze meter kan je heel eenvoudig weergeven hoe luid kinderen mogen praten en/of ze bij deze opdracht mogen praten.

Je gebruikt het best op deze manier:
Hang hem op het bord en neem 2 magneten van een andere kleur. (vb. rood en geel)
De rode magneet geeft aan hoe luid de kinderen onderling mogen praten, de gele magneet geeft weer hoe luid het kind t.o.v. de klas mag praten. Zo hoef je niet te zeggen “je praat te stil” maar zeg je “probeer wat meer in het oranje vakje te praten zodat heel de klas je verstaat.”

Ook kan je er een spelletje van maken door aan het kind zijn/haar “ingebeelde volumeknop” te gaan draaien, dat vinden ze supertof!

Ahja, je kan hem hier in het Nederlands downloaden. Wil je iets veranderen? Gewoon klikken op de woorden en je kan aanpassen!