Kennis maken doen we altijd als we ergens nieuw zijn of nieuwe mensen tegenkomen. Het kennismaken kan betrekking hebben op de omgeving en natuurlijk op personen.
Het accent kan liggen op het te weten komen, en het onthouden van namen en plaatsen.
Het accent kan ook liggen op het gebied van sfeer maken en in contact komen met de omgeving (gebouw/personen).
Pas je spel aan aan het niveau van je deelnemers. Met kleine kinderen speel je een ander spel dan met volwassenen. Je moet ook rekening houden met de grootte van de groep. Als je een groep hebt van 20 deelnemers kun je de namen van de andere deelnemers nog onthouden.
Als je een groep hebt van 60 deelnemers, dan wordt het wat moeilijk. Tijdens ons kennismakingsspel zullen de accenten liggen op de sfeer en het in contact komen met de anderen.
Terrein,- opdrachttochten over het terrein zijn activiteiten waarbij het accent ligt op het kennis maken met de omgeving.
De volgende spellen zijn leuke ideeën om kennis met elkaar te maken
Namenuitleg | |
Vertel een verhaal over je naam. Waar komt het vandaan en wat is de achtergrond van je naam? De andere mensen moeten zeggen of het verhaal fictief of non-fictief is. |
Rebusnaam | |
Geef iedereen een stuk papier; hierop moet iedereen in rebusvorm zijn eigen naam tekenen. |
Pangpang | |
De spelers staan in een cirkel. Eén persoon staat in het midden. Hij draait rond zijn as en schiet een persoon uit de cirkel dood door hem aan te wijzen en te zeggen: “Pang, Tom”. Tom gaat dan zitten. De spelers rechts en links van Tom draaien zich één keer rond hun as en schieten elkaar dood. Degenen die eerst kan schieten wint. De gedode speler gaat dan zitten, de winnaar gaat in het midden staan en Tom mag weer staan. Zo spelen we tot er slechts twee personen overblijven. Op het einde zetten deze twee zich rug aan rug. Zoals bij een echt duel stappen ze weg van elkaar. Er mag geschoten worden als er verkeerd wordt geteld: bv. één, twee, drie, vier, zes. Wie is de beste “cowboy”? |
Hang en valspel | |
De groep staat in een kring en legt de armen bij de buren over de schouders. De leiding fluistert van te voren een woord in bij iedereen. De leiding gaat nu een verhaal vertellen, waarin de woorden voorkomen. Op het moment dat iemand het woord hoort dat is ingefluisterd, dan gaat hij aan zijn buurmannen hangen. Wil je een hilarisch moment? Fluister dan bij iedereen hetzelfde woord in. |
Telefoontje | |
Iedereen zit, hand in hand, in een kring, behalve 1, die in het midden staat. Iemand wordt aangeduid. Hij zal een telegram versturen. Hij zegt: “Ik stuur een telegram naar …”, met iemands naam erbij. Hierna knijpt hij in een van de 2 handen die hij vasthoudt, waarna hij zegt: “… en hij is vertrokken”. Het handenknijpen wordt nu doorgegeven: het is de telegram. Dus, als iemand naast jou in je hand knijpt, knijp jij in de andere hand die je vasthoudt. Als de telegram aangekomen is, zegt de persoon naar wie hij werd verzonden “ontvangen!”. De persoon in het midden moet proberen de telegram te onderscheppen, door te raden bij wie hij nu is. Hij mag slechts 3 keer raden. Variatie: zet ergens halverwege enkele “telefooncentrales”, die moeten rinkelen nadat ze de telegram doorgaven. |
Het trein verhaalspel | |
Iedereen gaat achter elkaar staan (als een soort treintje). De leiding gaat nu een verhaal vertellen. Vooraf is echter afgesproken dat bepaalde woorden een bepaalde beweging voorstellen. Dus bijvoorbeeld bij het horen van het woord “storm” moet de hele groep gaan zitten. Degene die een verkeerde beweging maakt is af. |
Bijvoeglijke alliteratie | |
Iedereen zegt zijn voornaam en geeft daarbij een bijvoeglijk naamwoord (dat met dezelfde letter begint) |
top |
Ik hang in de appelstruik | |
Heel de groep staat in een kring. De deelnemer die begint gaat aan de twee deelnemers naast hem hangen en zegt: Mijn naam is… en ik hang in de appelstruik en ik geef de appel door aan …. Degene wiens naam genoemd is gaat op zijn beurt hangen en zegt dan: Mijn naam is… en zo verder. |
top |
Zoek je partner | |
Alle kinderen hebben een kaartje met een dier op. Ieder dier komt twee keer voor. Op een teken gaat ieder zijn dier spelen en zoekt tegelijkertijd z’n soortgenoot. Hierbij kan je spelen met de kaartjes van een memoryspel, waarop ook andere voorwerpen zijn afgebeeld, zoals vruchten en planten. |
top |
Vragendoos | |
In een doos zitten papiertjes met een kennismakingsvraag erop. Om beurten haalt iedereen telkens een kaartje uit de doos en geeft daar een antwoord op. |
top |
Spring op bij de naam | |
De spelers zitten in een kring. Eén speler begint en noemt de naam van iemand uit de kring. Onmiddellijk gaan de buren van de genoemde opstaan. Diegene wiens naam werd genoemd, zegt op zijn beurt een nieuwe naam. |
top |
Namenketting | |
De spelers zitten in een kring en trachten elkaars naam te onthouden door een namenketting te maken die steeds langer wordt. Dat gaat als volgt: de 1e speler zegt: ik ben Jan. De volgende persoon zegt dan: dit is Jan en ik ben Joris. Zo gaat het de kring rond. En steeds worden de namen vanaf de eerste persoon herhaald. |
Wie missen we? | |
Iedereen loopt door elkaar, en op een teken verstopt iedereen zich zo snel mogelijk. Niemand mag jou zien en jij mag niemand meer zien. De volgende keer krijgt iedereen de opdracht zich opnieuw te verstoppen, maar nu moeten ze blijven staan en de ogen sluiten. Heel stil wordt nu iemand door de spelbegeleider de zaal uitgeloodst. De andere spelers kunnen de ogen openen, en trachten na te gaan wie verdwenen is. Hoe heet die persoon? Hoe zag hij eruit? |
Pak de persoon voordat hij een voorwerp heeft | |
De spelers lopen door elkaar. De spelleider roept plotseling een naam van iemand uit de groep en een voorwerp dat zich in de ruimte bevindt. De andere spelers trachten de aangeduide speler te tikken vooraleer die ene persoon het genoemde voorwerp bereikt heeft. |
Wie voel je nu? | |
De spelers wandelen door elkaar. Iedereen zoekt voor zichzelf het tempo waarop hij met de ogen dicht kan verder wandelen. Als iedereen de ogen dicht heeft, zoekt hij met z’n rug de rug van een medespeler op. Iedereen verkent nu de rug waar hij tegen staat. Elke speler tracht nu te weten te komen wie achter hem staat. |
Kennismakingskwartet | |
De grote groep wordt verdeeld in kleinere groepjes van een viertal spelers. Om de beurt kunnen de groepjes iemand uit een ander groepje vragen: bv.: Groep1 vraagt: wij vragen René uit groep3. Zit er toevallig een René in groep3 dan gaat hij naar groep1 De groep die aan de beurt is, vraagt net zolang verder tot ze zich in een naam vergissen. Dan is het volgende groepje aan de beurt. Uiteindelijk moet één grote groep ontstaan. |
AdemNood | |
Probeer de groep klein te houden. Iedereen zit in een kring op de grond met voor zich een teiltje gevuld met water. Alle deelnemers, op één na, houden hun gezicht (vooral neus en mond) in het water zodat ze niet meer kunnen ademen. De persoon die nog vrij kan ademen, noemt een naam uit de groep en steekt zijn gezicht dan ook in het water. De persoon, wiens naam genoemd werd, komt naar boven, noemt een andere naam uit de groep en haalt diep adem en steekt zijn gezicht weer in het water, enz… Personen die in ademnood verkeren doen best teken met hun handen of iets dergelijks dat ze vernoemd willen worden. |
http://www.rayfra.nl/recreatie/kennismakingsspelletjes/